Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·weer
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘donderbui’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1]
  • Afleiding van weer met het voorvoegsel on-, de betekenis is enigszins ondoorzichtig [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord onweer onweren
verkleinwoord onweertje onweertjes

Zelfstandig naamwoord

het onweero

  1. (meteorologie) meteorologisch verschijnsel waarbij regen gepaard gaat met donder en bliksem
    • Het onweer hangt hier nu al een uur, en het blijft maar bliksemen. 
     De hele dag was het vriendelijk en rustig weer geweest, maar nu kwam er vanaf de andere kant van de berg een zwaar onweer op me af dat om de paar seconden fel oplichtte.[3]
     "Wij stonden voor het raam naar het onweer te kijken en we zien de boom heen en weer gaan", zegt ze tegen Omroep Brabant. Opeens kwam de lindeboom haar kant op. "Het leek wel slowmotion. We zijn snel naar de achterkant van het huis gelopen, want je weet niet hoe ver hij komt als hij op het huis valt. Het was heel heftig."[4]
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

onweer

  1. gebiedende wijs van onweren

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. "onweer" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. onweer op website: Etymologiebank.nl
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  4.   Weblink bron “Verdriet bij Eindhovenaren om omwaaien Bevrijdingsboom” (05-06-2019), NOS
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be