onwankelbaar
- on·wan·kel·baar
- Afgeleid van wankelbaar met het voorvoegsel on-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onwankelbaar | onwankelbaarder | onwankelbaarst |
verbogen | onwankelbare | onwankelbaardere | onwankelbaarste |
partitief | onwankelbaars | onwankelbaarders | - |
onwankelbaar
- door niets aan het wankelen te krijgen
- Zijn onwankelbaar vertrouwen daarin is spreekwoordelijk.
- ▸ Mirren bedankte de koningin "uit naam van al uw trouwe onderdanen" en sprak bewondering uit voor haar "onwankelbare hoop, ondersteuning en leiderschap" in de afgelopen zeventig jaar. "We prijzen en bewonderen de manier waarop u vaardig en waardig staatszaken verricht."[1]
1. door niets aan het wankelen te krijgen
- Het woord onwankelbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onwankelbaar" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Weblink bron “Queen Elizabeth geniet zichtbaar van paardenshow” (16 mei 2022), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be