onverzoenbaar
- on·ver·zoen·baar
- afleiding van verzoenbaar met het voorvoegsel on-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onverzoenbaar | onverzoenbaarder | onverzoenbaarst |
verbogen | onverzoenbare | onverzoenbaardere | onverzoenbaarste |
partitief | onverzoenbaars | onverzoenbaarders | - |
onverzoenbaar [1]
- zonder dat een verschil van mening kan worden bijgelegd
- niet met elkaar in overeenstemming te brengen
- ▸ "Die twee strekkingen zijn onverzoenbaar. Niemand weet wat we hiermee moeten doen."[2]
- ▸ Nadat hij het bekendmaakte vond hij niet dat hij door kon gaan met zijn functie en dus nam hij ontslag. "Ik besef dat mijn bijverdienste onverzoenbaar is met mijn rol als scholierenvoorzitter", zegt hij. Op zijn weblog benadrukt hij dat hij vindt dat er verder niets mis is met wat hij doet. Ook de Vlaamse Scholierenkoepel had geen problemen met zijn bijbaantje. "Van ons hoefde hij niet af te treden. Zoiets behoort tot de privésfeer."[3]
- Het woord onverzoenbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Bewapende militair Conings nog steeds spoorloos, zo staat de klopjacht ervoor” (Woensdag 2 juni 2021, 21:53), NOS
- ↑ Weblink bron “"Ik verdien geld met seks en dat is goed"” (Woensdag 7 augustus 2013, 12:04), NOS