Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·ver·rast
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen onverrast
verbogen onverraste
partitief onverrasts

Bijvoeglijk naamwoord

onverrast

  1. zonder verbazing
     ‘Het is jammer dat we je zo weinig gezien hebben, Toon’, zei Dick. ‘Ik hoop volgende keer eens wat meer van je te horen. Misschien kan je wel mee terugrijden’.
    ‘O natuurlijk’, zei ik, ‘als je daar zin in hebt’.
    Toon knikte onverrast, en zei dat hij het graag zou doen.
    [1]
Antoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron Mijn vriendelijke aard, Stichting Hollands Weekblad, Den Haag in: Hollands Maandblad., jrg. 6 nr. 2 (oktober 1964), p. 22