Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·vei·lig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onveilig onveiliger onveiligst
verbogen onveilige onveiligere onveiligste
partitief onveiligs onveiligers -

Bijvoeglijk naamwoord

onveilig

  1. gevaar met zich meebrengend
    • Het hotel was erg mooi, maar wel in een onveilige buurt. 
    • Het X-gebouw van hogeschool Windesheim is onveilig. De vloer moet verstevigd worden. Daarom blijft het gebouw de rest van het studiejaar dicht. Vermoedelijk kan het in de zomer van 2018 weer open. [1] 
Synoniemen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tubantia Annerieke van der Krift 26-okotber-2017
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be