Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·wa·ter

Werkwoord

vervoeging van
ontwateren

ontwater

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontwateren
    • Ik ontwater. 
  2. gebiedende wijs van ontwateren
    • Ontwater! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontwateren
    • Ontwater je?