Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·vloei·de

Werkwoord

vervoeging van
ontvloeien

ontvloeide

  1. enkelvoud verleden tijd van ontvloeien
    • Ik ontvloeide. 
    • Jij ontvloeide. 
    • Hij, zij, het ontvloeide. 
  2. verbogen vorm van ontvloeid, voltooid deelwoord van ontvloeien