ontsparen
- ont·spa·ren
ontsparen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ontsparen |
ontspaarde |
ontspaard |
zwak -d | volledig |
- spaargeld gebruiken
- ▸ Tot 1 januari 2015 kan er 100.000 euro belastingvrij worden geschonken om een woning aan te kopen, te verbouwen of op de hypotheekschuld af te lossen. Er wordt massaal gebruikt gemaakt van deze door de overheid toegekende grote verruiming in de eenmalige hoge schenkingsvrijstelling. Massaal, want maar liefst vijf miljard euro zal er naar verwachting voor deze doelen ontspaard worden.[2]
- ▸ De negatieve rente die hier en daar geldt "kan problematisch worden als het te lang zou duren". Dat kan leiden tot ontsparen en dat is dan wel zorgwekkend, aldus de minister.[3]
- Het woord ontsparen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ontsparen" herkend door:
57 % | van de Nederlanders; |
52 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Dilemma's van een spaarder” (16 feb. 2015), De Telegraaf
- ↑ Weblink bron “Dijsselbloem waarschuwt voor bubbel op beurs” (17 mrt. 2015), De Telegraaf
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be