Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·sie·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ontsiering ontsieringen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de ontsieringv

  1. iets dat iets mooi lelijk maakt
     Roken was dodelijk, dat stond niet op de sigarettenpakjes uitsluitend ter ontsiering van de vormgeving.[1]
     De gemeente wijst hoge masten voor UMTS-antennes af. Niet vanwege mogelijke gezondheidsgevaren, maar om ontsiering van het Nationaal Landschap te voorkomen.[2]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij  , ISBN 9789023467014
  2.   Weblink bron “Geen bouw van UMTS-masten in Winterswijk” (03-06-2008), Tubantia