ontmuntte
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ont·munt·te
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ontmunten |
ontmuntte
- enkelvoud verleden tijd van ontmunten
- Ik ontmuntte.
- Jij ontmuntte.
- Hij, zij, het ontmuntte.
- Ik ontmuntte.
vervoeging van |
---|
ontmunten |
ontmuntte