ontbladerde
- Geluid: ontbladerde (hulp, bestand)
- ont·bla·der·de
vervoeging van |
---|
ontbladeren |
ontbladerde
- enkelvoud verleden tijd van ontbladeren
- Ik ontbladerde.
- Jij ontbladerde.
- Hij, zij, het ontbladerde.
- Ik ontbladerde.
- verbogen vorm van ontbladerd, voltooid deelwoord van ontbladeren
- Het woord ontbladerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.