• on·tast·baar
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ontastbaar ontastbaarder ontastbaarst
verbogen ontastbare ontastbaardere ontastbaarste
partitief ontastbaars ontastbaarders -

ontastbaar

  1. niet duidelijk, niet concreet
    • - De façade van de organisatie, hun hardware, wekt makkelijk sympathie. Maar ondertussen kende niemand hun software, die ontastbaar was. [1] 
    • - De effecten van cultuur op de economie zijn zeker aanwezig maar vaak ontastbaar. 
  1. NRC Toon Beemsterboer 25 juli 2016