Nederlands

stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onpatriottisch onpatriottischer
verbogen onpatriottische onpatriottischere
partitief onpatriottisch onpatriottischers -
Uitspraak
Woordafbreking
  • on·pa·tri·ot·tisch
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

onpatriottisch [1]

  1. zonder vaderlandsliefde
     het laatste restje woede bij degenen die de drie schilderijen onpatriottisch vonden, verstomde toen een tamelijke hoge medewerker van de FBI zich liet ontvallen dat hij de schilderijen mooi vond[2]
     Pornografisch en onpatriottisch, zo noemen tegenstanders het historische epos over de minnares van kroonprins Nicolaas Romanov.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  3.   Weblink bron “'De film belastert een onschuldige, vermoorde tsaar'” (24-10-2017), NOS