onoverwinnelijkheid

  • on·over·win·ne·lijk·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord onoverwinnelijkheid onoverwinnelijkheden
verkleinwoord

de onoverwinnelijkheidv

  1. het niet verslagen kunnen worden
     In de kwartfinales treft de ploeg van bondscoach Marco van Basten Rusland, gecoacht door Guus Hiddink. Het gevoel van euforie en onoverwinnelijkheid verdwijnt pijnlijk snel bij Oranje, want de ijzersterke Russische ploeg overklast Oranje volledig.[2]
     Een doelpunt dat hij op zijn Memphis’ vierde: een blik van onoverwinnelijkheid om zijn mondhoeken getrokken.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “EK 2008: 'Uitslagen Oranje indrukwekkend, maar geven ook vertekend beeld'” (28 JUNI 2020), NOS
  3.   Weblink bron “Memphis draagt met ‘Panenka’ bij aan stunt: Lyon kegelt Juventus uit Champions League” (07-08-2020), Tubantia