Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·mach·tig
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding met het voorvoegsel on-, het zelfstandinaamwoord macht en met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onmachtig onmachtiger onmachtigst
verbogen onmachtige onmachtigere onmachtigste
partitief onmachtigs onmachtigers -

Bijvoeglijk naamwoord

onmachtig

  1. niet bij bewustzijn
    • Het onmachtige meisje is met wat reukwater weer bij haar positieven gebracht. 
  2. zonder kracht of macht
    • De onmachtige bestuurder kreeg niets voor elkaar. 
Synoniemen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be