Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·lo·gi·ca
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord onlogica onlogica's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de onlogicav

  1. iets dat niet gebaseerd is op een juiste manier van denken
     Een stoer Marokkaans ventje, een pittig meisje uit Amsterdam en een opgerolde brief, gekregen van een pas overleden oudoom. Wat is de verbindende factor? Het lijkt haast het toppunt van onlogica: de zeventiende-eeuwse Michiel de Ruyter.[1]
     Leger en volk zijn nauwelijks van elkaar te scheiden, is Petrovs conclusie, dus is het ook niet erg als daar voedsel naartoe verdwijnt. Ook twee andere gerenommeerde Noord-Koreakenners, de Amerikaanse economen Stephan Haggard en Marcus Noland, komen in het essay ”De logica en onlogica van voedselhulp” op hun website (nkeconwatch.com) tot deze gevolgtrekking.[2]
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

52 % van de Nederlanders;
47 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Mariëlle Buys
    “Multiculti speurtocht naar brief De Ruyter” (21-03-2007), Reformatorisch Dagblad
  2.   Weblink bron
    Ab Jansen
    “Groot voedseltekort in Noord-Korea” (17-06-2011), Reformatorisch Dagblad
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be