onkerks
- on·kerks
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onkerks | onkerkser | onkerkst |
verbogen | onkerkse | onkerksere | onkerkste |
partitief | onkerks | onkerksers | - |
onkerks [1]
- niet religieus, niet behorend tot een kerkgenootschap, anti-kerks
- ▸ Ter verpozing van het publiek is er op het programma, behalve voor een orgelconcert, ook ruimte gemaakt voor de Drentse dijkgraaf en schrijfster Marga Kool. Hoewel ze zichzelf beschrijft als „onkerks”, hebben kerken nog steeds de liefde van haar hart. „Het huis van God sloop je niet zomaar”, vindt ze. „In gespaarde gebouwen leven onze herinneringen.”[2]
- Het woord onkerks staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onkerks" herkend door:
64 % | van de Nederlanders; |
62 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “„Huis van God sloop je niet zomaar”” (17-04-2008), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be