• on·ge·baand
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ongebaand ongebaander ongebaandst
verbogen ongebaande ongebaandere ongebaandste
partitief ongebaands ongebaanders -

ongebaand [1]

  1. zonder wegen of paden
    • Als ik wakker word, hoor ik zachtjes de regen op mijn tentdoek tikken. Het plan voor deze laatste dag is om via ongebaand terrein en op kompas een topje te beklimmen. Maar nu het bewolkt en regenachtig is, heeft dat weinig zin. Mijn voorstel om deze dag rustig terug te lopen en iets eerder de bus naar de camping te nemen, wordt door beide deelneemsters geaccepteerd. [2] 
  2. van wegen of paden: slecht onderhouden of weinig gebruikt en daardoor moeilijk begaanbaar
    • Het grappige is dat ik in alle reacties teruglees dat vaste kampeerders unaniem hetzelfde idee hebben over vakantie vieren. Dat is voor hen geen wilde avonturen of ongebaande wegen, woeste rivieren bedwingen of elke dag een andere stad bekijken. Ze willen simpelweg uitrusten. Mari organiseert regelmatig een partijtje jeu de boules op 'haar' veldje, met een gezellige barbecue er achteraan. „En na afloop allemaal gezellig samen. Weer een heerlijke dag.” [3] 
    • We willen avontuur op onze vakantie, maar dan alleen gecontroleerd avontuur. Raften met de garantie weer heelhuids beneden te komen, op een kameel door de woestijn maar dan wel zonder droge mond en altijd op zoek naar ongebaande paden maar dan toch klagen als er geen ANWB-paddestoelen staan. [4] 
81 % van de Nederlanders;
50 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Telegraaf ELSKE VAN DER VELDEN 17 okt. 2012 We moeten er dwars doorheen!
  3. De Telegraaf MARJOLEIN SCHIPPER 26 sep. 2015 Knettergek van kamperen
  4. De Telegraaf MARJOLEIN SCHIPPER 09 jan. 2014 Verwend
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be