Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·der·zet

Werkwoord

vervoeging van
onderzetten

onderzet

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderzetten
    • ... dat ik onderzet. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderzetten
    • ... dat jij onderzet. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderzetten
    • ... dat hij onderzet.