onderhuids
- Geluid: onderhuids (hulp, bestand)
- on·der·huids
- In de betekenis van ‘onder de huid’ voor het eerst aangetroffen in 1805 [1]
- Samenstellende afleiding van onder en huid met het achtervoegsel -s [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onderhuids | onderhuidser | onderhuidst |
verbogen | onderhuidse | onderhuidsere | onderhuidste |
partitief | onderhuids | onderhuidsers | - |
onderhuids [3]
- onder de huid gelegen of plaatshebbend
- bedekt, niet openlijk, verborgen
1. onder de huid gelegen
onderhuids
- partitief van de stellende trap van onderhuids
- Dat is iets onderhuids...
- Het woord onderhuids staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onderhuids" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "onderhuids" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ onderhuids op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be