Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·der·breekt

Werkwoord

vervoeging van
onderbreken

onderbreekt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderbreken
    • Jij onderbreekt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderbreken
    • Hij onderbreekt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van onderbreken
    • Onderbreekt!