omvangrijk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: omvangrijk (hulp, bestand)
- IPA: /omˈvɑŋrɛik/
Woordafbreking
- om·vang·rijk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van omvang en rijk
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | omvangrijk | omvangrijker | omvangrijkst |
verbogen | omvangrijke | omvangrijkere | omvangrijkste |
partitief | omvangrijks | omvangrijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
omvangrijk
- van grote omvang
- Daarover is een omvangrijke literatuur.
- ▸ Ik zou hem beschrijven als omvangrijk en uitbundig, met expansieve gebaren die een gevaar vormen voor het glaswerk, en een dik hoofd dat speciaal is gemaakt om ruimte te bieden aan zijn brede lach.[1]
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord omvangrijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "omvangrijk" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 30
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be