Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·stuw

Werkwoord

vervoeging van
omstuwen

omstuw

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omstuwen
    • ... dat ik omstuw. 
vervoeging van
omstuwen

omstuw

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omstuwen
    • Ik omstuw. 
  2. gebiedende wijs van omstuwen
    • Omstuw! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omstuwen
    • Omstuw je? 

Gangbaarheid