(zoötomie) de dikke ondoordringbare huid van een olifant
Een „kleine gemeenschap zo noemt Van der Plas de crew van 43 man. Hij is soms „even politieagent”. „Ik heb gelukkig nog nooit iemand hoeven opsluiten, maar als het moet, doe ik het”, zegt hij even rustig als serieus. „En als er iets misgaat, of iemand wordt ziek, ben ik ook de dokter.” Hij toont het kleine hospitaal in het schip, twee kooien van elkaar gescheiden door gordijntjes. „Kijk, hier staan de medicijnkasten, echt een hele apotheek.” Laatst heeft hij nog iemand moeten hechten. „Die had een grote snee in zijn hand en we waren ver van de kust, dus dan pak je naald en draad. Het is een gek gevoel hoor. In de cursus medische zorg aan boord, oefen je op een stuk varkensbuik. Dat gaat soepel, maar een mensenhuid voelt echt aan als olifantenhuid. Maar goed, je kunt zo’n jongen ook niet laten zitten.” [1]
(figuurlijk) van een persoon dat hij ongevoelig is voor op- en aanmerkingen van anderen
Inmiddels durft ook Romkema toe te geven dat haar werkplek een olifantenhuid en engelengeduld vereiste. Misschien wel te veel. „Ik wilde echt iets betekenen voor de jongeren, wilde hun problemen oplossen. Maar eigenlijk liet het werk dat niet toe: ik vloog vaak van de ene cliënt naar de andere, structuur was er soms nauwelijks.” Door een aantal reorganisaties in de zorg is het in die dagen een komen en gaan van collega’s. Bovendien blijkt ieder gezin in vrede achterlaten wat hoog gegrepen, wanneer de eerste jongeren schreeuwend en tierend voor haar staan. Door het ontbreken van structuur en zichtbaar resultaat loopt ze voor haar gevoel constant achter de feiten aan. En daar begint de vermoeidheid. [2]