Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • oficio
enkelvoud meervoud
oficio oficios

Zelfstandig naamwoord

oficio m

  1. (beroep) ambacht, vak, beroep
  2. functie, taak, ambt, betrekking
  3. kerkdienst


Werkwoord

vervoeging van
oficiar

oficio

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van oficiar


Verwijzingen