oefenvlucht
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: oefenvlucht (hulp, bestand)
- IPA: /ˈufə(n)vlʏxt/
Woordafbreking
- oe·fen·vlucht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van oefen ww en vlucht
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oefenvlucht | oefenvluchten |
verkleinwoord | oefenvluchtje | oefenvluchtjes |
Zelfstandig naamwoord
- (luchtvaart) vliegtocht om de vaardigheid van een piloot te verbeteren of de betrouwbaarheid van een vliegtuig of piloot te testen
Vertalingen
1. vliegtocht om de vaardigheid van een piloot te verbeteren of de betrouwbaarheid van een vliegtuig of piloot te testen
|
Gangbaarheid
- Het woord oefenvlucht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.