obsoleet
- ob·so·leet
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verouderd’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- uit het frans obsolète, uit het latijn obsoletus met het voorvoegsel ob- [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | obsoleet | obsoleter | obsoleetst |
verbogen | obsolete | obsoletere | obsoleetste |
partitief | obsoleets | obsoleters | - |
obsoleet
- verouderd, in onbruik geraakt
- het is toch niet zo dat het woord obsoleet zelf ook obsoleet is?
- Het woord obsoleet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "obsoleet" herkend door:
51 % | van de Nederlanders; |
53 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "obsoleet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ obsoleet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be