Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nurse
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nurse nurses
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de nursev

  1. (beroep) vrouw die kinderen verzorgt
    • Nietwaar? als men barones is, en een rijke vader heeft, en een nurse, en een pony om op te rijden, dan heeft men toch ook spieren. [2]
    • De donkere sjaal van een nurse fladderde over de rotsen en achter haar volgde het tengere figuurtje van een kind. [3]
  2. (beroep) vrouw die verpleegkundige is
    • Nurse Sylvia is heel wat gewend. Ooit als jongste zuster naar Cuevas gestuurd. Ze was het laatst in dienst gekomen en nu de nurse in Cuevas was overleden moest zij maar, van het ziekenhuis in Santa Cruz, naar Cuevas, meer dan twee uur autorijden verderop. [4]
    • Om nog enige privacy te garanderen wordt er een stuk zwart landbouwplastic opgehangen waarachter nurse Theresa en ik de patiënten zien. [5]
Synoniemen
Opmerkingen
  • In het Engels wordt "nurse" ook gebruikt voor mannelijke verpleegkundigen en als onderdeel van een ontleende begrippen is het daarom niet noodzakelijkerwijs een vrouwelijk woord.
Verwante begrippen

naar de vorm: ook ontleend aan het Engels

Gangbaarheid

53 % van de Nederlanders;
43 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen


Engels

enkelvoud meervoud
nurse nurses

Zelfstandig naamwoord

nurse

  1. (beroep) verpleegkundige