Nurks, een onaangenaam mens in de Haarlemmerhout, beschreven door Hildebrand op Wikipedia.
  • nurks
  • Van nurk met het achtervoegsel -s. Verder te herleiden tot nurcken, wat weer een intensivering is van norren (zie ook nors). [1][2]. In de betekenis van ‘knorrig, onvriendelijk’ voor het eerst aangetroffen in 1841 [3]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen nurks nurkser nurkst
verbogen nurkse nurksere nurkste
partitief nurks nurksers -

nurks [4]

  1. van een mens en dan vooral van een man: hatelijk, beledigend en dus onaangenaam in de omgang
    • Nurks, opstandig en onbegrepen. Met zijn sublieme linkerbeen gold Piet Keizer (14 juni 1943) als geniaal. Hij won veel maar toch fonkelde hij nooit als wereldster. De linksbuiten schitterde slechts als zijn hoofd helemaal vrij was. Maar dan was hij waarlijk onnavolgbaar. Zaterdag werd bekend dat Keizer is overleden na een periode van ziekte. [5] 
    • Jan de Jonge is op dit moment de juiste man op de juiste plek bij De Graafschap. Maar ook aan hem hebben ze op De Vijverberg eerst flink moeten wennen. De Jonge is net als zijn goede vriend Gertjan Verbeek een wat nurkse, eigenwijze trainer die de regie in eigen handen wil houden. Daar is hij stilletjes in geslaagd en uiteraard is hij door de promotie en de resultaten inmiddels volop geaccepteerd door de Achterhoekse fans. [6] 
enkelvoud meervoud
naamwoord nurks nurksen
verkleinwoord nurksje nurksjes

de nurksm

  1. (persoon) iemand die zich nurks gedraagt
71 % van de Nederlanders;
49 % van de Vlamingen.[7]