Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nul·op·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nuloptie nulopties
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de nuloptiev

  1. beleid waarbij naar 0 als het gewenste aantal streeft
    • De werkgevers bieden 5 procent meer loon in 2 jaar tijd. 'Dit tegen alle geluiden in van partijen die gaan voor een nuloptie', aldus werkgeversonderhandelaar Anton Witte. De vakbonden wezen dit bod eerder af.[2] 
    • Gemeenten mogen niet langer een beleid voeren dat is gericht op het verminderen van het aantal woonwagenstandplaatsen. Dat zogenoemde nuloptie- of afbouwbeleid tast de woonwagencultuur in de kern aan.[3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen