norbertijn
- Geluid: norbertijn (hulp, bestand)
- nor·ber·tijn
- In de betekenis van ‘monnik van de orde van de H. Norbertus’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1710 [1] [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | norbertijn | norbertijnen |
verkleinwoord | - | - |
de norbertijn m
- Het woord norbertijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "norbertijn" herkend door:
40 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "norbertijn" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ norbertijn op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be