noppeshoer
- Geluid: noppeshoer (hulp, bestand)
- IPA: / ˈnɔpəsˌhur / (3 lettergrepen)
- nop·pes·hoer
- samenstelling van noppes vn en hoer zn , vanuit de traditionele gedachtegang, waarin vrouwen geen plezier in seks horen te hebben [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | noppeshoer | noppeshoeren |
verkleinwoord | - | - |
de noppeshoer v
- (seksualiteit) (scheldwoord) vrouw die voor haar plezier of voor kleine gunsten seks heeft met verschillende mannen
- ▸ In het dansvraagstuk kwam de seksualisering van de hogere- en middenklassen tot uiting. Voor de arbeidersjeugd gold dat vooral door het gebruik van het woord amatrice – in de volksmond noppeshoer (…). De term amatrice werd gebruikt tussen de jaren twintig en zestig en verwees naar “een meisje dat zich in los-vaste verhoudingen aan een vriend geeft met als beloning veelvuldig uitgaan – wel te onderscheiden van de beroepsprostituee” (…).[2]
- ▸ Wat een slet. Noppeshoer. Die durft. De gotspe.[3]
- Het woord 'noppeshoer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ noppeshoer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Lindsey Osseforth“Goede Seks, Slechte Seks: Een portrettering van het seksualiteitsdiscours onder jongeren in de Nederlandse soap Goede Tijden, Slechte Tijden”, masterthesis (maart 2019), Erasmus Universiteit Rotterdam, 18/19
- ↑ Weblink bron Hans Dagelet“De man met de vier o's” (2011), Em. Querido's Uitgeverij B.V., Amsterdam, ISBN 9789021439693, hfst. Mislukte Romeo