Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • neus·rug
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord neusrug neusruggen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de neusrugm

  1. bovenste, middelste deel van de buitenkant van de neus
    • De voorschriften van de fabrikanten liepen uiteen. Bij neusbloedingen schreef Electrolux een behandeling van schouders en nek voor (6 tot 8 min.), maar Atlas tweemaal daags een 5 minuten durende behandeling van nek, neuswortel en neusrug. [2] 
    • Dat duidt erop dat hij veel in de buitenlucht verkeert en, waarom niet, ook nog dat hij dan een pet met een klep draagt. Voorhoofd en neusrug zijn immers bleek, niet zonverbrand. We zijn er: dit is een boerenzoon. L [3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

77 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen