Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • neer·bui·gend·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord neerbuigendheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de neerbuigendheidv

  1. het iemand schijnbaar beleefd behandelen maar waarbij men toch ook duidelijk laat merken dat men die persoon minderwaardig vindt
     Theo's afkeer van zijn stiefmoeder was tastbaar en de oude mevrouw Blake behandelde Beatrice met minzame neerbuigendheid.[1]
     Er zullen ongetwijfeld cynische commentaren over het spelniveau in de kranten verschijnen, daar moet niemand zich iets van aantrekken. Laten we deze mijlpaal vieren, en wat mij betreft mag de man Houtkamp, nee, mogen alle mannen vrouwenvoetbal verslaan, zonder dedain en neerbuigendheid.[2]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Main, Sarah
    “Huis van eb en vloed” (2015), A.W. Bruna Uitgevers  , ISBN 9789044974515
  2.   Weblink bron “'Een vrouwtje meer', kun je dat zeggen zonder van seksisme beticht te worden?” (17-07-2017), Tubantia