Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·tuur·ge·not
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord natuurgenot -
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het natuurgenoto

  1. het plezier dat een verblijf in de vrije natuur verschaft

Gangbaarheid