Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nacht·lucht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nachtlucht nachtluchten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

nachtlucht v/m [1]

  1. de koele, vochtige lucht van de late avond en nacht
     Ze stak haar hoofd uit het raam naar buiten, de vochtige nachtlucht in, en de gravin zag hoe haar tengere schouders schokten van het huilen en tegen de raamlijst bonsden.[2]
  2. de nachtelijke hemelkoepel waaraan men sterren kan waarnemen
     Met de telescoop werden om de paar dagen foto's gemaakt van dezelfde stukken nachtlucht. Zo konden minieme lichtverschillen worden opgemerkt die mogelijk wijzen op onbekende hemellichamen. Op deze manier werden 50.000 nieuwe 'veranderlijke objecten' gevonden.[3]
  3. de geur van wild, dat door jachthonden kan worden waargenomen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3.   Weblink bron “Grootste ruimtefoto is 194 gigabyte” (22-10-2015), NOS