nachecken
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- na·chec·ken
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van na bw en checken ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
nachecken |
checkte na |
nagecheckt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
nachecken
- overgankelijk ter controle nog een keer bekijken
- Zoiets heb ik inderdaad gehoord, maar ik moet het nog nachecken.
- We hebben alle gegevens ingevoerd en nagecheckt.
- ▸ Zei zijn medegevangene dan: „Ach, vrouwen zijn heel anders dan wij", dan voelde hij de hoop in zijn hart herleven. Hij wilde het toch nog even nachecken bij een andere lotgenoot. Zei deze: „Ach, een vrouw is ook niet van steen, natuurlijk pikt ze een ander", dan ontzonken de moed en hoop, die hij in het vorige gesprek had opgedaan, hem zo plotseling alsof hij er nu zeker van was dat zijn vrouw het met een ander hield.[1]
- ▸ Het meeste eruit bestaat echt, de berg Vuorje bestaat bijvoorbeeld echt. Iedereen kan dat nachecken.[2]
Synoniemen
Opmerkingen
- Kan worden opgevat als een contaminatie van nakijken en checken, maar ook als een vorm die benadrukt dat er nogmaals naar gekeken wordt. Wordt door sommige mensen opgevat als een verhaspeling. [3]
Gangbaarheid
- Het woord nachecken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nachecken" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Seks in de gevangenis” (2 september 1972) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Dirk Ayelt Kooiman & Tom Graftdijk20. Willem Frederik Hermans, een vraaggesprek (november 1970) in:Frans A. Janssen (red.)Scheppend nihilisme., 3e druk, De Bezige Bij, Amsterdam, ISBN 9023408489, p. 252
- ↑ Uitprinten (21 februari 2015) op website OnzeTaal.nl; geraadpleegd 2015-07-20
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be