• naam·ge·noot
enkelvoud meervoud
naamwoord naamgenoot naamgenoten
verkleinwoord naamgenootje naamgenootjes

de naamgenootm

  1. iets of iemand met dezelfde naam
    • Ryan Adams is altijd goed voor een potje classic rock, zowel van de goede soort als van de ietwat meligere soort. Kwatongen beweren dat hij de laatste tijd muzikaal steeds meer op zijn naamgenoot Bryan begint te lijken, en toegegeven: tijdens het eerste deel van dit concert bekroop die gedachte ons ook even. Wij gingen meteen overstag voor opener ‘Do you still love me’ en daarna ook voor ‘Gimme something good’: klassieker krijg je rocksongs zelden voorgeschoteld. De fans in het voorste publieksvak smulden ervan, de rest van de wei ging niet meteen uit de bol - de aanhoudend miezerige regen zat daar wellicht ook voor iets tussen. [3] 
    • Martijn Marsman is een naamgenoot van Martijn M., een dwangmatige oplichter met een strafblad van 14 kantjes voor zwartrijden, geweldsdelicten, maar vooral voor oplichting. [4] 
  1. naamgenoot op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. de Standaard VRIJDAG 18 AUGUSTUS 2017
  4. Tubantia Bas Klaassen 21-08-2017