naamgeefster
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- naam·geef·ster
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling van naamgeven met het achtervoegsel -ster
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | naamgeefster | naamgeefsters |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de naamgeefster v
- vrouw naar wie iets vernoemd is
- ▸ 'Buiten in de zon staat op een grasveldje het borstbeeld van de naamgeefster van het gehucht: de negentienjarige oorlogsheldin Tatjana Kostyrina, die zich in 1943 voor het moederland heeft opgeofferd in de strijd tegen de 'Duitse fascisten'.[1]
- ▸ Reidinga kreeg de prijs, een penning, uitgereikt in de Stadsschouwburg Utrecht na het spelen van de voorstelling Augustus: Oklahoma. Hij werd haar overhandigd door Petra Laseur, de dochter van de naamgeefster van de prijs.[2]
Gangbaarheid
- Het woord naamgeefster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ “Het brilletje van Tsjechov : reizen door Rusland” (2014), Atlas Contact , ISBN 9789045024875
- ↑ Weblink bron “Dresselhuys Prijs voor Tjitske Reidinga” (15-05-2011), NOS