muntten uit
- Geluid: muntten uit (hulp, bestand)
- munt·ten uit
vervoeging van |
---|
uitmunten |
muntten (...) uit
- meervoud verleden tijd van uitmunten
- Wij muntten uit.
- Jullie muntten uit.
- Zij muntten uit.
- Wij muntten uit.
- Het woord muntten uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.