muiteling
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mui·te·ling
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling van muiten met het achtervoegsel -ling
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | muiteling | muitelingen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (scheepvaart) (militair) (persoon) opstandeling die het bevoegd gezag omverwerpt en zelf de leiding neemt met name in de scheepvaart en in het leger
- opstandeling in andere omstandigheden
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'muiteling' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "muiteling" herkend door:
39 % | van de Nederlanders; |
42 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be