mopmuts
- mop·muts
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mopmuts | mopmutsen |
verkleinwoord | mopmutsje | mopmutsjes |
de mopmuts v
- (hoofddeksel) hoofddeksel dat past bij een klederdracht
- ▸ De Scheveningse mutsjes heten ”moppes” of ”mopmuts”. „Mijn mutsje is van weerskanten geplooid. Hij zit vast aan een zilveren beugel, die in mijn hals loopt.[2]
- slaapmuts, nachtmuts
- Het woord 'mopmuts' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mopmuts" herkend door:
29 % | van de Nederlanders; |
42 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Gemma van Amersfoort“„Boeken houden mijn mutsje vast”” (09-02-2004), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be