mistroostigheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mis·troos·tig·heid
Woordherkomst en -opbouw
- afleiding van mistroostig met het achtervoegsel -heid[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mistroostigheid | mistroostigheden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de mistroostigheid v
- de eigenschap dat je er een sombere, verdrietige en minder hoopvolle stemming van krijgt
- ▸ Hoe verder hij kwam en hoe dichter bij de vijand, des te ordelijker en vrolijker was de aanblik die de troepen boden. De grootste wanorde en mistroostigheid heersten in de legertros bij Znaim, die vorst Andrej die ochtend had gepasseerd en die zich op tien werst van de Fransen bevond.[2]
- ▸ Het is Tjeenk Willinks opvolger Mariëtte Hamer dus niet gelukt een meerderheidskabinet te vormen. "Het verraste me niet", zegt Tjeenk Willink. "Je ziet het al een hele tijd van mijlenver aankomen. Tegelijkertijd geeft het ook een gevoel van mistroostigheid, in zekere zin plaatsvervangende schaamte."[3]
- iets of iemand die je somber, verdrietig en minder hoopvol maakt
Synoniemen
Vertalingen
1. de eigenschap dat je er een sombere, verdrietige en minder hoopvolle stemming van krijgt
Gangbaarheid
- Het woord mistroostigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028251151
- ↑ Weblink bron “Vorige informateur voelt 'plaatsvervangende schaamte' door impasse formatie” (WO 1 SEPTEMBER 2021), NOS