mishandel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mis·han·del
Werkwoord
vervoeging van |
---|
mishandelen |
mishandel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mishandelen
- Ik mishandel.
- gebiedende wijs van mishandelen
- Mishandel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mishandelen
- Mishandel je?