Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mis·han·del

Werkwoord

vervoeging van
mishandelen

mishandel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mishandelen
    • Ik mishandel. 
  2. gebiedende wijs van mishandelen
    • Mishandel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mishandelen
    • Mishandel je?