Nederlands

Uitspraak
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
misgaan misgaand
misgang misgegaan


Woordafbreking
  • mis·gaan
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
misgaan
ging mis
misgegaan
klasse 7 volledig

Werkwoord

misgaan

  1. ergatief op een verkeerde manier aflopen, faliekant mislukken [1]
    • Zijn schone plannen zijn helemaal misgegaan. 
Synoniemen
Vertalingen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
misgaan
misging
misgaan
klasse 7 volledig

Werkwoord

misgaan

  1. dwalen, verkeerd handelen [2]
Woordherkomst en -opbouw
  • vervoeging van misgaan: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs)

Werkwoord

vervoeging van: misgaan…
verbogen vorm: misgane

misgaan

  1. voltooid deelwoord van misgaan

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen