mince
Engels
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Middelengelse werkwoord mincen, minsen, uit het Frans (of beïnvloed door het Frans) mincer 'fijnhakken', mince.
Zelfstandig naamwoord
mince
- (kookkunst) gehakt (van vlees, of gedroogde vruchten en noten)
- (figuurlijk) gekunstelde of nichterige manier van lopen of van spreken
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to mince |
he/she/it | minces |
verleden tijd | minced |
voltooid deelwoord |
minced |
onvoltooid deelwoord |
mincing |
gebiedende wijs | mince |
Werkwoord
mince
- (kookkunst) overgankelijk fijnhakken (m.n. van vlees)
- (figuurlijk) overgankelijk (woorden) op een omslachtige, indirecte wijze uitspreken, wollig praten
- (figuurlijk) onovergankelijk op een geaffecteerde wijze lopen
- (figuurlijk) onovergankelijk zich op een geaffecteerde wijze, nichterig gedragen
Uitdrukkingen en gezegden
- to mince one's words.
op een niet-confronterende wijze spreken, indirect of omslachtig spreken, wollig praten.
- a minced oath.
een verkapte vloek.
Frans
Uitspraak
Bijvoeglijk naamwoord
- fijn(gebouwd), slank
- (figuurlijk) mager, zwak, onaanzienlijk
Tussenwerpsel
mince
- (spreektaal) (bastaardvloek) verdorie! krijg nou wat! [1]