minachtte
- min·acht·te
vervoeging van |
---|
minachten |
minachtte
- enkelvoud verleden tijd van minachten
- Ik minachtte.
- Jij minachtte.
- Hij, zij, het minachtte.
- Ik minachtte.
- Het woord minachtte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.