miereneter

- Geluid: miereneter (hulp, bestand)
- mie·ren·eter
- samenstelling van mier en eter met het invoegsel -en- , in de betekenis van ‘tandarm zoogdier’ voor het eerst aangetroffen in 1761 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | miereneter | miereneters |
verkleinwoord | mierenetertje | mierenetertjes |
de miereneter m
- (dierkunde) benaming voor tandloze zoogdieren uit de onderorde Vermilingua
, formicivoor die mieren vangt met lange kleverige tong
- zie de categorie: Miereneters in het Nederlands
1. benaming voor tandloze zoogdieren uit de onderorde Vermilingua
- Het woord miereneter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "miereneter" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "miereneter" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be