Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mid·den·streep
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord middenstreep middenstrepen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de middenstreepv / m

  1. de streep die een weg in twee weghelften verdeelt
     Schmeitz had zondagnacht op een campingfeestje gedraaid. Iets na vier uur vertrok ze. Nadat ze de uitrit van het festivalterrein uit was gereden, zag ze zo'n tien mensen in het licht van haar koplampen. Ze zaten in een kringetje, vanaf de middenstreep tot aan de berm. "Ze droegen donkere kleding en bewogen bijna niet. Ik had ze eerst gewoon niet gezien. Toen keek ik goed om me heen en reed er met een bochtje omheen."[1]
  2. lijn die iets in twee helften verdeelt
     Het kapsel dat we het meest te zien kregen tijdens de lentedefilés in Parijs en Milaan was de middenscheiding. Kappers en haarstylisten zijn fan van deze look: je haar in een eenvoudige middenstreep kammen, kan immers je look drastisch veranderen.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Automobilist die Pinkpop-groepje ontweek: 'Had ik maar iets gezegd'” (19-06-2018), NOS
  2.   Weblink bron
    Kim De Craene
    “De middenstreep” (07/01/2015), De Standaard