microbe
- mi·cro·be
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zeer klein levend organisme’ voor het eerst aangetroffen in 1888 [1]
- van Oudgrieks μικρός (mikrós) "klein" en βίος (bíos) "leven"
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | microbe | microben microbes |
verkleinwoord | microbetje | microbetjes |
- Het woord microbe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "microbe" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "microbe" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be